Honden kunnen om veel verschillende redenen vechten. Ze kunnen ruzie krijgen om een ‘buit’. Dat kan een kauwbotje of speeltje zijn. Buitdrift is een oerinstinct, dat in de natuur van groot nut is. Degene die de buit heeft, heeft immers te eten en heeft daardoor meer kans om te overleven. In een huiselijke situatie, waarin de hond dagelijks voldoende te eten krijgt, is die oerdrift minder handig en eigenlijk overbodig (voor veel trainingen is buitdrift een prettige eigenschap, maar daarover gaat dit artikel niet). De vraag is dus of je een gevecht om die reden toestaat. Het nut van een dergelijk gevecht is dubieus, terwijl het risico op verwondingen groot is. In die situatie is het beter om een gevecht te voorkómen door de honden van elkaar te scheiden als ze wat lekkers krijgen. Soms ontstaat een gevecht om andere geneugten van het leven, bijvoorbeeld dat lekkere plekje om te gaan liggen. Een dergelijke ruzie ontstaat wellicht vanuit een onderliggend rangorde-conflict. Jonge honden worden groot en sterk, volwassen honden worden oud en zwak en het is normaal dat er af en toe wisselingen optreden in leider van de roedel. In principe is dat een onvermijdelijke zaak, waarbij een gevecht een duidelijk doel en ook nut kan hebben. Het risico op schade is echter wel aanwezig, dus moet goed afgewogen worden of men een gevecht laat gaan of ingrijpt.
Honden hebben net als wolven een zogenaamde bijtrem. Dat betekent dat ze geremd worden om direct met volle kracht hun tanden in een soortgenoot te zetten. Deze bijtrem treedt vooral op als roedelgenoten het met elkaar aan de stok krijgen. Een roedel wolven moet samen op jacht en dan is het erg ongewenst als een van de leden verwondingen heeft, waardoor hij zijn taak niet kan uitvoeren. De bijtrem zorgt er dus voor dat wolven, en ook honden, binnen een roedel elkaar niet onnodig beschadigen. Buiten de roedel leven ook wolven. Dat zijn concurrenten, dus als die een kopje kleiner gemaakt worden, is dat alleen maar gunstig voor de roedel. Wolven hebben dus geen bijtrem naar soortgenoten van buiten de roedel. Hetzelfde geldt voor honden: binnen de roedel vertonen ze een bijtrem, buiten de roedel hebben ze daar geen enkele reden toe en hebben ze doorgaans geen bijtrem. Zoals alle systemen in de natuur, is dit geen zwart-wit-verhaal. Er zijn honden die binnen de roedel ook geen bijtrem hebben en er zijn honden die altijd en overal een bijtrem hebben.
Veel gevechten tussen honden gaan om rangorde of in ieder geval om positie: wie is dominant over wie? Binnen een roedel is een rangorde van belang om de zaken goed te regelen. Wie bepaalt waar de roedel heen gaat, wie bepaalt of er gejaagd gaat worden, wie plant zich voort. Allemaal zaken die onderling geregeld moeten worden en waarbij rangorde een rol speelt. Rangorde is geen vast gegeven. Afhankelijk van de taak die uitgevoerd moet worden heeft een individu de leiding. In een andere situatie kunnen de rollen omgedraaid zijn. Onderling is dat bepaald. Vaak is daar geen gevecht voor nodig, maar soms wel. Doorgaans verloopt zo’n gevecht zonder schade, omdat de bijtrem in werking treedt. Buiten de roedel is het een ander verhaal. Buiten de roedel is er niet zoiets als taakverdeling, buiten de roedel zijn er alleen concurrenten. Concurrenten kun je missen als kiespijn, dus daar ga je geen stabiele rangorde mee aan. Buiten de roedel is een gevecht dan ook geen rangorde-bepaling, maar een gevecht op leven en dood. De winnaar heeft er alle belang bij om de ander definitief uit te schakelen, want dat is een concurrent minder en dat vergroot zijn eigen overlevingskans. Ook dit verhaal is weer niet zwart-wit. Honden zijn in de loop der jaren gefokt op nuttige eigenschappen voor de mens: jachthonden moeten zacht in de bek zijn om het te apporteren wild niet te beschadigen, veedrijvers mogen niet gaan jagen op het vee, etc. Op dezelfde manier zijn honden (bewust of onbewust) gefokt op een grotere tolerantie naar elkaar. Mensen hebben er immers last van als honden met elkaar vechten en elkaar verwonden. Honden hebben hierdoor meestal een grotere tolerantie naar niet-roedelgenoten dan dat wolven hebben.
Als we de rangordegevechten binnen en buiten de roedel vertalen naar de situatie binnen onze hondenpopulatie, dan komt direct de vraag boven: wat is een hondenroedel? Zijn dat de honden die in één huis wonen? Waarschijnlijk beschouwen deze honden zich wel als een roedel. Maar hoe zit het dan met die buurhond, waar ze elke dag mee spelen? De meeste honden beschouwen dat toch ook een beetje als een roedelgenoot. En hoe zit het met die hond die ze elke week in het park tegenkomen? Veel honden vinden die ook tot de roedel behoren, maar anderen vinden het toch echt een buitenstaander en dus een concurrent. Waar legt een hond de grens van wat nog wel en niet tot zijn roedel behoort? Dat is per hond verschillend. Karakter en daarbij rastypische karaktereigenschappen zullen hier zeker een rol in spelen. Honden die elkaar zeer regelmatig tegenkomen, bijvoorbeeld omdat de eigenaren veel samen gaan wandelen, zullen een soort rang-relatie met elkaar krijgen. Dat is functioneel, omdat ze daarmee hun relatie met elkaar stabiliseren. Ze weten wat ze aan elkaar hebben, waardoor geen conflicten meer nodig zijn. Honden die elkaar slechts af en toe tegenkomen hebben geen relatie met elkaar. Die zullen op elkaar reageren als vreemden. Afhankelijk van de aard van het beestje zal dit leiden tot conflicten of niet. Maar áls deze honden gaan vechten, dan is het een gevecht tussen concurrenten. Dat betekent dat meestal géén bijtrem aanwezig is. De kans op verwondingen is dan groot! En wat is het nut van een degelijk gevecht? Deze honden hebben geen relatie en zien elkaar te weinig om een relatie op te bouwen. Een gevecht is daardoor volkomen nutteloos. Vreemde honden ‘het laten uitvechten’ is dus nodeloos risico lopen op wonden en bijkomende trauma’s bij onze honden. Dit moet dus altijd voorkómen worden!
Als men een tweede hond erbij wil nemen, gaat het met een pup vaak al snel goed. Met een volwassen hond, moet men rekening houden met mogelijke vechtpartijen. Omdat een hond zich op vreemd terrein meestal onzekerder voelt en niet zo snel zal gaan vechten, is het in dat geval het beste om beide partijen met elkaar kennis te laten maken op vreemd terrein.
Een aspect dat nog niet ter sprake gekomen is, is het geslacht van de hond. Vaak staan teven bekend als tolerant naar elkaar. Dat is ook meestal het geval. Ook bij ontmoetingen met vreemde honden verloopt het met een teef vaak soepeler dan met een reu. Reuen staan bekend als macho’s die eerder met elkaar vechten. Dat is lang niet altijd het geval. Zeker binnen een roedel kunnen reuen vaak prima met elkaar overweg. Als ze dan een keer knok hebben, dan is het doorgaans veel gegrom en gedoe, maar weinig schade (dankzij de bijtrem). Na zo’n schermutseling keert de rust vaak weer terug en gaan ze over tot de orde van de dag. Gevechten kunnen een terugkerend probleem zijn als de rangorde zeer dicht bij elkaar ligt en de gevechten niet echt een winnaar opleveren. Meestal is dat na enige tijd toch wel beslecht. In enkele gevallen lukt dat niet en moeten de kemphanen definitief uit elkaar gehouden worden om (meer) schade te voorkomen. Als teven gaan vechten, is het een ander verhaal. Teven hebben wat minder boodschap aan de bijtrem. Gevechten zijn vaak direct heftig en leiden niet zelden tot schade. En daarmee is het niet gedaan, want als de dames eenmaal slaags geraakt zijn, is de onderlinge relatie vaak dermate verstoord, dat normaal samenleven bijna niet meer mogelijk is. Permanent gescheiden houden of herplaatsing van een van de dames is dan de enige oplossing. En dan de combinatie reu-teef. Die gaat bijna altijd goed, maar ook daar zijn uitzonderingen op. Er zijn nu eenmaal honden die geen soortgenoot naast zich dulden. En soms liggen twee individuen elkaar simpelweg niet. Ook honden hebben hun eigen specifieke karakters en die kunnen met elkaar botsen.
Er kunnen meer oorzaken zijn van vechtende honden binnen de roedel, bijvoorbeeld door pijn of angst veroorzaakt of vanuit winnaarservaringen. Dit voert voor dit artikel echter te ver. HEt is echter wel goed om te realiseren dat vechten door meer dan alleen rangorde conflicten kunnen ontstaan.
Of je wel of niet moet ingrijpen bij een gevecht hangt van een aantal zaken af:
1. Dient het gevecht een nuttig doel?
2. Hoe groot is de kans op schade?
Concluderend kunnen we stellen dat het allerbeste advies is om vechtende honden zoveel mogelijk te voorkomen!
Laatst gewijzigd op: |